Medaillekandidate Klaver zegt nooit dat ze ‘zware benen’ heeft  

Thierry de Graaf



Het is maar één rondje op de atletiekbaan, maar wel een hele kunst om dat rondje van 400 meter zo hard te lopen dat een medaille de beloning is. Lieke Klaver is dat al vaak gelukt op de estafette, maar nog niet individueel. De Europese kampioenschappen in Rome, die vrijdag beginnen, lijken een uitgelezen kans voor haar.

“Ik wil een medaille, vind ik nog altijd eng om te zeggen. Maar deze EK zie ik wel als een piekmoment, vooral vanwege mijn kansen op een individuele medaille”, zegt de 25-jarige atlete in de aanloop naar het toernooi. “Ik wil in de finale mijn beste race lopen en dan een kleur zien, het liefst goud”, aldus de Enkhuizense, die met de estafetteploeg op de 4×400 meter al twee wereldtitels veroverde.

Haar positie op de Europese ranglijst geeft Klaver recht van spreken. Ze is een van de slechts drie atletes op de startlijst met een persoonlijk record van onder de 50 seconden (49,81). De Ierse Rhasidat Adeleke (49,20) en de Poolse Natalia Kaczmarek (49,48) zijn de andere twee. Klaver kan bovendien bogen op de nodige ervaring. Ze liep al drie keer een ‘grote’ finale 400 meter outdoor: op de WK van 2023 in Boedapest eindigde ze als zesde, op de EK van 2022 in München werd ze eveneens zesde en op de WK van datzelfde jaar in Eugene behaalde ze de vierde plaats.

“Van die finales heb ik natuurlijk geleerd”, zegt ze. “In de ideale race loop ik de eerste 200 meter heel hard en neem ik die snelheid mee de bocht in. Dat vind ik nog steeds een beetje eng; het is de angst dat ik het niet volhoud en word ingehaald. Dat is een minder punt van mij en ik heb daar nog veel te winnen. Als ik die snelheid van 200 naar 300 meter wel weet vast te houden, profiteer ik daarvan op de laatste 100 meter en loop ik het meest efficiënt.”

Klaver komt in het Stadio Olimpico van Rome mogelijk zeven keer in actie. Ze is samen met Femke Bol een belangrijke troef in de estafetteploegen op de 4×400 meter (vrouwen en gemengd), maar kan net zo makkelijk worden ingezet op de 4×100 meter. “Zeven keer lopen in zes dagen is veel, maar een toernooi is minder zwaar dan een gemiddelde trainingsweek, dus in die zin is een toernooi een soort van ‘makkelijke’ week. Hoe ik me voel, doet er niet toe. Ik zal nooit tegen de coaches zeggen dat ik zware benen heb. Ik weet dat ik hard kan lopen en dan boeit mijn gevoel niet. Ook als ik ziek ben, zal ik altijd lopen.”

Bron: ANP



Website

Lees ook deze artikelen

Leave a Comment